Leestekens maken een tekst beter leesbaar of geven aan hoe een woord moet worden uitgesproken. Gebruik van leestekens heet interpunctie.
Sommige leestekens worden in een woord gebruikt en andere in een zin. Er zijn heel veel verschillende leestekens. Voor sommige leestekens zijn de regels heel eenvoudig. Bij andere leestekens is wat extra uitleg op z’n plaats.
Dit is er zo een die weinig uitleg nodig heeft. We weten het allemaal, maar toch even de regels op een rijtje:
Een vraagteken is ook een bekend leesteken. In een tekst laat je ermee zien dat je de zin moet lezen met een vragende toon. Omdat het vraagteken achteraan de zin staat, zie je dat soms te laat. In het Spaans staat er daarom voor een zin altijd een omgekeerd vraagteken.
De komma stamt al uit de tijd van de Grieken en is bedacht om lange zinnen makkelijker leesbaar te maken. We kennen ‘m allemaal, maar hoe gebruiken we ‘m ook alweer? Een komma staat (midden) in een zin en geeft meestal een korte rust aan. Hij wordt voornamelijk geplaatst
Dax, Aya, Guus, Jesse, allemaal wegwezen nu!
Mevrouw Feliz, die vaak met haar collega ging roken, was nu al twee maanden gestopt.
Lieve schat, je bent geweldig.
Annemarie, hoe kon je dat nou doen?
Hij heeft een slag verloren, maar nog niet de oorlog.
De hele dag had hij hard gewerkt, zodat hij wel een verfrissing kon gebruiken.
De plaats van de komma kan een zin een heel andere betekenis geven:
De leerlingen, die geslaagd zijn voor het examen, mogen vijf dagen naar Londen.
betekent niet hetzelfde als
De leerlingen die geslaagd zijn voor het examen, mogen vijf dagen naar Londen.
In de eerste zin zijn alle leerlingen geslaagd en gaan ze allemaal naar Londen. In de tweede zin gaan alleen de leerlingen die geslaagd zijn naar Londen.
Na een dubbele punt komt meestal een opsomming, een uitleg of een citaat.
Een woord of zin na een dubbele punt krijgt geen hoofdletter, behalve als het woord sowieso met een hoofdletter wordt geschreven, zoals een naam.
Begin je na de dubbele punt met een citaat, dan begin je wel met een hoofdletter:
Een puntkomma (In Vlaanderen kommapunt) geeft een langere rust aan dan een komma. Meestal komt ‘ie in de plaats van een voegwoord (en, of, doch en maar), in zinnen die sterk met elkaar verbonden zijn; of in opsommingen die uit lange delen bestaan.
Hij heeft hard gewerkt; bovendien heeft hij het werk op tijd ingeleverd.
Puntkomma in een zin
Een puntkomma staat (midden) in een zin. Er is een belangrijk verband tussen de delen vóór en na de puntkomma, ook al zijn het vaak twee volwaardige zinnen en zou een punt ook gekund hebben. Een voorbeeld:
Het eerste woord na de puntkomma krijgt geen hoofdletter (tenzij het een hoofdletterwoord is, zoals een naam).
Puntkomma in een opsomming
In een opsomming kun je achter elk onderdeel een puntkomma zetten. Achter het laatste onderdeel zet je dan een punt. Bijvoorbeeld:
In opsommingen mag je trouwens ook komma’s gebruiken. Maar als sommige delen van de opsomming zelf al een komma hebben, is een puntkomma duidelijker.
De puntjes die vaak gebruikt worden om aan te geven dat daar iets is weggelaten, hebben een naam: het beletselteken. Soms worden ze ook wel gedachtepuntjes genoemd.
Je kunt het beletselteken gebruiken voor:
En je gebruikt ze zo:
Het zijn niet dezelfde puntjes als bijvoorbeeld op een invulformulier. Dan is het aantal puntjes vaak veel groter, om ruimte te geven voor de in te vullen tekst.
Een aanhalingsteken wordt gebruikt als iemand iets zegt. Wat iemand letterlijk zegt, wordt tussen aanhalingstekens gezet. De aanhalingstekens zitten altijd aan het woord vast waar ze voor of achter staan. Daarmee voorkom je dat de aanhalingstekens eventueel op een volgende regel komen te staan als de zin wordt afgebroken.
Dubbele of enkele aanhalingstekens?
Er zijn verschillende adviezen hoe je met dubbele en enkele aanhalingstekens moet omgaan. Niet elk advies is hetzelfde.
Vaak worden enkele aanhalingstekens gebruikt voor losse woorden, die om een bepaalde reden extra nadruk nodig hebben, bijvoorbeeld omdat het een zelfbedacht woord is. Bijvoorbeeld:
Vaak worden dubbele aanhalingstekens gebruikt voor letterlijke citaten, maar je mag daar ook enkele aanhalingstekens gebruiken:
Je mag enigszins zelf beslissen wat je doet, als je je maar aan de volgende richtlijnen houdt:
Zogenaamd
Soms gebruik je aanhalingstekens om aan te geven dat je iets juist niet bedoelt. Bijvoorbeeld:
Pas op met het plaatsen van aanhalingstekens, want mensen kunnen de tekst verkeerd opvatten. Je kunt door de aanhalingstekens denken: ja, ja, dat zal wel.
Het zijn eigenlijk geen leestekens, maar in sommige gevallen passen ze er wel bij. Er zijn woorden waarbij het accent bij de spelling hoort, maar soms plaats je een accent op een woord, omdat je ergens de nadruk of klemtoon op wilt leggen. Dan zijn het eigenlijk net leestekens:
In deze gevallen schrijf je het accent altijd dezelfde kant op: naar rechts. Dit accent heet het accent aigu.
Het andere accent, het accent grave (`), dat naar links wijst wordt alleen gebruikt:
Eigenlijk is dit ook een soort accent. Een trema staat boven de letter waar een nieuwe klank begint als twee klinkers met elkaar botsen; een klinkerbotsing.
Neem het woord reünie. Een e en een u kun je samen lezen als eu, zoals in neus. Maar in het geval van reünie ontstaat er een klinkerbotsing. Die los je dus op met een trema.
Soms ontstaat er een klinkerbotsing als je een samenstelling maakt, zoals bij thema-avond (thema en avond). In deze gevallen gebruik je geen trema, maar een koppelteken (-).
Lttrs. redigeert en corrigeert aan de hand van het RED-model. Het RED-model kent 23 checkpunten; interpunctie komt terug in punten RED 2 en RED 4
Oefenen met taal en spelling kan op beterspellen.nl. Daar kun je je aanmelden voor een dagelijks minitestje per e-mail.
Lttrs. is onderdeel van tekstbureau Letters van Lieke en richt zich volledig op het redigeren en vertalen van teksten. Heb je vragen of opmerkingen? Neem hier contact op.
Contact opnemen